Aedes vereniging van woningcorporaties stelde 7 oktober op basis van een adviesrapport “Zonnepanelen zonder saldering onrendabel voor woningcorporaties“, en vroeg de tweede kamer om extra overheidssteun. Slechts één dag later stelde minister Wiebes op 8 oktober op basis van een ander adviesrapport dat woningcorporaties ook bij afbouw van de saldering blijven investeren in zonnepanelen. Hoe zit het nu, en vooral: wat is wijsheid voor corporaties?
Wat is nu waar?
Bij beide onderzoeksmethoden is het één en ander aan te merken:
- Aedes liet onderzoek uitvoeren door bureau Facton.
- Wiebes liet na een kritisch advies van de raad van State onderzoek doen door de KWINK groep.
Op beide rapporten is wel wat af te dingen (zie onder). Daarnaast hebben beide bureaus nagelaten mij te bellen 🙂
Wat wordt uw rendement, en houden de huurders dan nog iets over?
Met dit rekenmodel kunt u het zelf uitrekenen. In deze excelsheet kunt u zelf uw investering en bijdrage voor de huurder invullen, en leest u af wat uw rendement is en het voordeel voor de huurders. Kort en goed de conclusies die ik in juni trok:
- als u nu een goede inkoop doet, ongeveer 2,70 euro per paneel vraagt, en de bijdrage niet indexeert, verwacht ik een voldoende rendement voor de corporatie, én op termijn geen nadeel voor de huurder.
- belangrijk is welk deel van de stroom de huurders terugleveren (nu uitgegaan van 60%, Aedes rekent met 70%). Immers, stroom die direct gebruikt wordt blijft altijd zijn waarde houden. Enkel bij de teruggeleverde stroom zien we het effect van het wegvallen van de saldering. Bij installaties die veel stroom terugleveren (NOM-woningen bijvoorbeeld, maar ook installaties aangesloten op de collectieve meters van appartementencomplexen) valt het verlies veel zwaarder uit.
- we weten niet wat de stroomprijzen op termijn worden, van belang is of gerekend wordt met een indexering van de stroomkosten. Hoe hoger de indexering van de stroomkosten, des te hoger de toekomstige vermeden besparing voor de huurders.
- bij een lage startbijdrage die jaarlijks geïndexeerd wordt, ontstaat in veel gevallen wel op termijn nadeel voor de huurders. Dus beter een iets hogere startbijdrage, en geen indexering.
Per saldo constateer ik dat Wiebes wel een punt heeft. Veel corporaties vragen nog steeds dezelfde bijdrage, echter het vermogen per paneel en daarmee het voordeel voor de huurders is de afgelopen jaren flink gestegen, en all-in-prijzen per paneel zijn gedaald. Dat maakt dat het voordeel voor de huurder is gegroeid.
Maar van modellen met een exploitatietermijn van 25 jaar en een hoge jaarlijkse indexering moeten we af, daarbij ontstaat op termijn nadeel.
Communiceer eerlijk en transparant over het wegvallen van de saldering
Als corporatie hecht u aan een goede relatie met uw huurders op lange termijn. Dit belang weegt zwaarder dan de verkoop van zoveel mogelijk panelen. Daarom is het van belang helder en transparant te communiceren over het wegvallen van de saldering:
- bespreek vooraf de verwachtingen met de huurdersvertegenwoordiging
- leg uit hoe het zit, en verwijs naar onafhankelijke informatiebronnen
- geef aan welke besparing u nu verwacht voor de huurders, en welke in 2030
- biedt u een garantie? Bijvoorbeeld als een individuele of de gemiddelde huurder er op termijn op achteruit gaat, verlaagt u de bijdrage dan?
Ik zie dat partijen die de marketing voor corporaties uit handen nemen, vaak “vergeten” om dit te melden. Uiteindelijk leidt een hoge deelname voor deze partijen tot meer omzet en hogere marges. Dat ze daarbij uw huurders niet goed informeren is een kwalijke zaak, en mogelijk zelfs illegaal. Recent heeft de Reclame Code Commissie al een uitspraak gedaan dat in advertenties niet voorbij gegaan mag worden aan het waarschijnlijk wegvallen van de saldering.
Verantwoording:
rapport Aedes is hier te downloaden
Analyse rapport van bureau Facton in opdracht van Aedes, fouten c.q. zaken die niet sporen met mijn ervaring:
- Pagina 6 stelt: “Voor grote pv-installaties (> 15 kWp) is salderen niet mogelijk”. Of gesaldeerd kan worden hangt af van of een installatie een grootverbruiker (boven 3* 80 ampère) of een kleinverbruiker is. De praktijk is dat de overgrote deel van de aansluitingen van corporaties een kleinverbruiker zijn. De aanname dat 25% van de meergezinswoningen worden voorzien van sde+ snap ik niet.
- Woningcorporaties kunnen geen btw terugvorderen, wordt gesteld op pagina 11. Dit is onjuist, zie www.zonnighuren.nl/btw. Echter men rekent naar ik begrijp met investeringen en bijdragen inclusief btw, dan maakt dit voor het verdienmodel niet zoveel uit.
- De mogelijkheid om panelen aan te sluiten op de appartementen zelf blijft geheel buiten beschouwing, er wordt alleen gekeken naar de collectieve voorzieningen
Te ongunstige aannames:
- De aanname is een opwekking van 3.000 kWh per jaar, dus een systeemomvang van ongeveer 3.750 wattpiek, oftewel 12 panelen bij 320 wattpiek per paneel. De gehanteerde kostprijs past in mijn beleving bij 8 panelen. De praktijk in de sector zijn veel kleinere sets, gemiddeld 7 panelen. Men rekent vervolgens met een teruglevering van 60 tot 70%. De praktijk is echter dat als er minder panelen worden geplaatst dan men verbruikt, ook de factor teruglevering lager zal worden. Oftewel: je moet óf rekenen met een grote set met deze teruglevering maar met een lagere kostprijs per paneel, of met een kleinere set met deze kostprijs per paneel maar met een lagere teruglevering.
- Ik zie geen indexering van de kosten van de stroom. Men mag verwachten dat de kosten van stroom (energiebelasting) toenemen gedurende de exploitatieperiode, en daarmee de vermeden kosten, en daarmee het voordeel van de huurder.
- Men rekent met een rendementseis van 4% waar de kosten van het lenen van geld veel lager zijn.
Te gunstige aannames:
- Gerekend wordt met 20% van de besparing die toegerekend wordt als voordeel aan de huurder, in de praktijk is dit 25 tot 50%
- Men rekent met een levensduur van 25 jaar, waar ik vaak 20 jaar adviseer. Pagina 39
rapport Wiebes:
statement Wiebes volgens solar magazine vindt u hier, rapport Kwink Groep vindt u hier .
Analyse van rapport Kwink groep:
- De methodiek van het onderzoek komt wat kort door de bocht over. Diverse gesprekspartners worden genoemd, echter er worden geen (laat staan geaccordeerde) gespreksverslagen in de bijlage gezet. Volgens de bijlage Michiel Hellebrekers van Aedes geïnterviewd. Dezelfde Michiel Hellebrekers wordt door Aedes genoemd als opdrachtgever voor het rapport van Facton, een rapport met conclusies die haaks staan op de bevindingen van Kwink groep. Verder blijkt uit doorgestuurde mailwisseling dat het rapport pas na 8 oktober gedeeld is met de respondenten. Tot slot heeft men nagelaten mij te bellen 🙂
- In hoofdstuk 3 wordt de business case voor huursector kwalitatief vergeleken met die van de koopsector. In dit hoofdstuk staan een aantal opmerkelijke zaken:
- 3.1.1: men gaat uit van dezelfde systeemgrootte. Echter, corporatiewoningen zijn vaak kleiner, het verbruik is ook lager, en er is minder ruimte op het dak.
- 3.1.2 ook in dit onderzoek staat per abuis dat corporaties de btw niet kunnen terugvragen, zie www.zonnighuren.nl/btw.
- 3.1.11 beheerkosten zoals monitoring. Hier noemt men geen verschil. Echter, bij een koopwoning wordt de installatie vaak uitgelezen via internet van de bewoner. Bij steeds meer corporaties gebeurt dit met bemetering via gprs-meters, omdat men onafhankelijk wil zijn van het internet van de huurder. De jaarlijkse kosten van die bemetering (ordegrootte 15 euro per jaar), tikken op termijn door in het verdienmodel.
- In de conclusies noemt men dat woningcorporaties wel zullen blijven investeren, omdat men nu eenmaal een duurzaamheidsdoelstelling heeft en een lange termijn-horizon. Daarbij worden subsidies genoemd die er thans niet meer zijn. Naar mening van ondergetekende wordt dé vraag, is het verdienmodel nog wel haalbaar voor huurders en verhuurders, ontweken. Het feit dat corporaties een duurzaamheidsdoelstelling hebben, is daarbij niet relevant. Daarmee heeft Wiebes de oorspronkelijke vraag van de raad van state “De Afdeling (red. van de Raad van State) merkt op dat het onderzoek naar de terugverdientijd van zonnepanelen, dat ten grondslag ligt aan het wetsvoorstel, onzekerheden bevat waarop in de toelichting niet wordt ingegaan. Bovendien heeft dit onderzoek geen betrekking op de huursector, waardoor onduidelijk is wat de gevolgen van het wetsvoorstel zullen zijn voor de bereidheid in die sector om in zonnepanelen te investeren. In verband hiermee is aanpassing wenselijk van de toelichting en, zo nodig, van het wetsvoorstel.” maar deels beantwoord. Vergelijk: https://solarmagazine.nl/nieuws-zonne-energie/i22557/raad-van-state-extra-onderzoek-nodig-naar-afbouw-salderingsregeling-voor-zonnepanelen